JOUR DE FÊTE

Zondags de joyeuze hoogmis van pure filmmuziek bij SoundtrackFM. Probaat ontleend aan Tati’s zonnige chef d’oeuvre uit 1949. Die andere exquise Franse maître, Georges Delerue, waakt levenslustig als lyrische patroonheilige. ‘Jour de Fête’, het tintelende programma waarin minzaam ceremoniemeester Michel Follet en ikzelf onze eigenzinnige, want gewoonlijk platgetreden paden ontwijkende, virtuoze kronkels de vrije loop laten en wij, muzikale zielsgenoten, florissant bedwelmende schoonheid najagend, ongetemd flinke teugen harmonisch geluk believen aan te blazen. En jazeker, ruiterlijk opgebiecht, ik voel me erg bevoorrecht mijn dikwijls verrassende keuzes geborgen toe te mogen vertrouwen aan een van ‘s lands warmste radiostemmen. Niets dan laus ook voor mecenas Michel Stuer en opnametovenaar Bart Picard. Een gouden makerskwartet van vurige pleitbezorgers van een onderbelicht repertoire, staat keer op keer genereus garant dus, jou welwillend vergastend op bekoorlijke melodische pracht en praal, gretig weelde delend. Cinema zonder beeld zodoende, elk woord pertinent daargelaten. Louter instrumenten verklanken verbeeldingsrijk stem en tekst. Doorheen playlists snuisteren of uitzendingen integraal (her)beluisteren? Dat kan via www.michelfollet.be/soundtrack.

Nota bij aflevering 31 / John Scott, generatiegenoot van die bekendere Johns (Wiliams & Barry), bleef in tegenstelling tot hen fel onder de radar ondanks een eveneens boeiend, monumentaal palmares (hij is gestaag productief sinds 1965) met enkele spraakmakende titels, waarschijnlijk omdat die ene echte doorbraakfilm uitbleef waardoor zijn carrière toch niet helemaal weerklinkend van de grond kwam. Hij beleefde productieve hoogtijdagen tijdens jaren 1980, een onvergetelijk oeuvre vol fenomenale pracht om jezelf vorstelijk aan te verlustigen – daarom is Scott intussen uitgegroeid tot een frequent terugkerende invité – want wat uit zijn pen vloeide, straalt buitenissige klasse & toewijding uit, muziek als een ware belijdenis, altijd met chirurgische precisie stevig grootschalig symfonisch georkestreerd, niet verbazingwekkend want hij is de oprichter & nam lange tijd het artistieke leiderschap op zich van The Hollywood Symphony Orchestra Society (een organisatie van wereldniveau geconsacreerd aan de waardige valorisatie & concertopvoering van klassiek, contemporain en premièrewerk van getalenteerde mediacomponisten). Energiek klassiek resonerend jawel, maar heus niet ‘oubollig’ want Scotts schrifturen doorstaan met gemak de tand des tijds, ook al omdat hij af en toe sluw durfde bezwijken voor momentane modes en ongebruikelijke muzikale effecten integreerde, muziek alleszins die echt iets te zeggen heeft. Slechts een toefje scores werd uitverkoren voor uitgave bij de toonaangevende labels Varèse Sarabande & Intrada. Gelukkig is hij z’n bewonderaars goedgezind want Scott riep het eigen label ‘JOSRecords’ in het leven om tegemoet te komen aan hun verlangen naar meesterstukken. Statige schoonheid en verrukkelijke orkestraties, onnavolgbare gevoeligheid voor emotie & orkestrale vindingenrijkheid die men verwacht van deze voortreffelijke componist, degelijk gecomponeerde muziek die echt iets te zeggen heeft.

Nota bij afl. 29 / Een contrastrijk oeuvre om ‘U’ tegen te zeggen, origineel, veelzijdig, tijdloos, nostalgisch, hedendaags, grens- & generatieoverstijgend. Philippe Sarde draagt onpeilbaar veel signaturen in zich. Zijn emblematische werk raakt nooit uit de mode. Dat is te danken aan jarenlange loyale tandems met uiteenlopende Franse regisseurs als Claude Sautet, André Téchiné, Bertrand Tavernier, Georges Lautner, Pierre Granier-Deferre, Yves Boisset, Jacques Doillon, maar ook humusrijke internationale zijsprongen. Sarde zwichtte nooit blindelings voor muzikale trends, viel niet in ordinaire valkuilen, geloofde daarentegen rotsvast in het uitstippelen van een langetermijnvisie. Ook liet hij zijn aspiraties om filmregisseur te worden geenszins varen, hij vermengde dat doel gewoon met z’n verlangens als componist. Reken daarbij nog een haast obsessief perfectionisme, het bijna pathologische streven naar die volmaakte muziekopname en geluidsmix, en je hebt waarschijnlijk de sleutel in handen om het billijke succes van de geheel eigen status die Sarde patenteert – je kan zelfs gewag maken van het ‘Sarde-merk’ – te ontwaren. Drie keer Sarde grand cru. Franco-Iers drama ‘Un Taxi Mauve’ van Yves Boisset met Charlotte Rampling & Philippe Noiret (inbreng van folkgroep The Chieftains), Frans-Spaans treurspel ‘Alice et Martin’ van André Téchiné met Juliette Binoche & Alexis Loret, Franse actiekrimi ‘Le Choc’ van Robin Davis & Alain Delon met Catherine Deneuve, Philippe Léotard & Delon zelf. Philippe Sarde rondt op 21 juni de kaap van 75 en dat laten wij allesbehalve ongemerkt voorbij gaan. Aan de vooravond van zijn verjaardag, op 18 juni, zetten we ‘s mans memorabele creaties nog uitgebreider in de kijker en wel tijdens een speciale feestuitzending, onverdeeld gewijd aan deze lyrische grootmeester.

Landgenoot Brian Clifton – pseudoniem van Dirk Pilaet – ondernam vanaf midden jaren tachtig, aangespoord door Oscarwinnend producent Lord David Puttman, boordevol lovenswaardige ambitie een verwoede poging om het als filmcomponist te maken aan de overkant van de plas. Zijn traject liep echter allerminst over rozen, is doordrenkt van malchance ginds en ook hier, waardoor Brians carrière teleurstellend genoeg nooit uidraaide op wat hij eens verhoopte. Talloze projecten liepen ongerijmd stuk op onenigheid & onkunde binnen de productietop. En dat mag best wel zonde heten want zijn compositorisch vermogen staat buiten kijf. Volgend piano-concertino voor het Belgische drama ‘eLLektra’ van Rudolf Mestdagh met Axelle Red & Matthias Schoenaerts ontrafelt een scala aan emoties & ritmische ideeën, met verrassend melodische wendingen, uiterst fraai opgebouwd richting een subliem orgelpunt, en schraagt het kloppende hart van de film: door een ongeval in hun functioneren belemmerde mensen dat ultieme droommoment laten (her)beleven. Voor het inspelen van de partituren nam Clifton de bekwame Frans-Belgische pianoforte-speler Claire Chevallier onder de arm. Zijn composities vielen een nominatie te beurt op het Syracuse Film Festival, New York en ontlokten eervolle woorden van Frédéric Devreese, die andere Belgische grootmeester. Vorig jaar hield Brian het album ‘Préludes Pour Bande Originale (premier livre)’ boven de doopvont. Daarvoor herleidde hij 12 thema’s tot hun pure eenvoud en liet de abstracte noten, ontdaan van alle franjes, ademen/begeesterend tot leven wekken dankzij twee virtuoze klasse-musiciennes. In de slipstream daarvan plannen Brian en zij de hort op te gaan met een audiovisueel liveprogramma. / uitgevoerd

Muziek heet de universele taal bij uitstek te wezen, intercultureel grenzeloos verstaanbaar. Exemplarisch is de raadselachtige connectie tussen regisseur Bruce Beresford & componist Georges Delerue. Beide heren leken af te stevenen op een Babylonische spraakverwarring. Twee creatieve zielen, de een afkomstig uit Down Under, de ander van Roubaix. Delerue sprak ternauwernood Engels, Beresford was Frans niet machtig. Ogenschijnlijk leek abracadabra dus hun gemene deler te worden. Wonderbaarlijk genoeg voltrok er zich welige osmose, scheppend én amicaal, over linguïstische barrière heen, verenigd in esthetiek & menselijkheid. Lucratieve opbrengst in 5 treffers: naast ‘Her Alibi’ ook ‘Crimes of the Heart’, ‘Black Robe’, ‘Mister Johnson’, ‘Rich in Love’. Film geconcipieerd in geestdriftige potgrond van oude Cary Grant/Katharine Hepburn-komedie, borrelende cocktail van moord, spanning & onbegrip, verankerd in vertolkingen van Tom Selleck & Paulina Porizkova. Slotsequentie vervlechting van somptueus vertederend liefdesthema & dartele muzikale metafoor voor zelfingenomen vertelling door hoofdpersonage, aangejaagd op klavecimbel – Delerue in schalks knipogende luim. Uitblinkend door wonderlijke flair, fabuleus melodische sensibiliteit, briljant gevoel voor orkestratie. Splendeur par excellence. Slechts paar critici betuigden zich even enthousiast over Delerues Amerikaans werk als over composities die hij o.m. Truffaut en Goddard aanreikte in begindagen.

Nota bij afl. 28 / Vorige aflevering huldigden we nog uitgebreid de pas overleden Britse toonkunstenaar Christopher Gunning, kort na hem moesten we op 71-jarige leeftijd afscheid nemen van de invloedrijke Japanse elektronicapionier, multi-instrumentalist én naammakende filmcomponist met een imposant, klassiek geworden oeuvre vol notoire titels, Ryuichi Sakamoto, die al lange tijd ernstig ziek washoewel behoorlijk wat onduidelijkheid z’n gezondheidstoestand omsluierde. “Hij leefde met muziek tot het einde”, liet Sakamoto’s management weten. Begin dit jaar leverde hij, zijn nakende einde indachtig, nog een nieuwe minimalistische plaat af vol serene, peinzende ambientstukken, diepzinnig en troostend, tijdloos en een soort logboek bij zijn herstel na een zware kankerbehandeling. Zich als sessiemuzikant & producer smedend na conservatoriumstudies in Tokio en bevangen door de muziek van Duitse krautrockbands als Tangerine Dream & Kraftwerk, maakte hij eind jaren 1970 furore met het experimentele en ook rondtourende trio ‘Yellow Magic Orchestra’, dat vernuftig westerse vooroordelen over Aziatische muziek kortwiekte. Sakamoto’s muzikale geest hongerde steeds naar nieuwe horizonten & trachtte uit de kaders van de popmuziek te rijzen (zijn eerste soloplaten met analoge synthesizers bezielden betekenisvol de vroege hiphop & techno). Hij richtte z’n pijlen bijgevolg ook op filmmuziek. Zijn eerste geslaagde & eigenzinnige opdracht (hij koppelde hier traditionele Japanse instrumenten als de koto aan romantische, symfonische orkestklanken & verstilde pianogolven): de oorlogsfilm ‘Merry Christmas, Mr. Lawrence’ (1983), waarin hij tevens zijn acteerdebuut maakte aan de zijde van David Bowie. Samenwerkingen met betekenisvolle regisseurs karakteriseerden verder zijn parcours: Pedro Almodovar (‘High Heels’), Peter Kosminsky (‘Wuthering Heights’), Brian de Palma (‘Snake Eyes’), Oliver Stone (tv-serie ‘Wild Palms’), Alejandro G. Iñárritu (‘The Revenant’) én Bernardo Bertolucci. Dat laatste partnership illustreren we vandaag met 3 georchestreerde strijkerthema’s: ‘Little Buddha’ (1993– met Bridget Fonda & Keanu Reeves), soulvol & medidatief, ‘The Sheltering Sky’ (1990 – met Debra Winger & John Malkovich – gedraaid in de Marokkaanse woestijn) en tot slot de filmhit ‘The Last Emperor’ (1987 – met John Lone als laatste Chinese heerser), die de hoofdvogel afschoot op de Oscars – ook Sakamoto rijfde er eentje binnen, gedeeld met David Byrne & Cong Fu – en waarin de meester zelf weer aantrad in een kleine rol. Melodieus & toch vrij ingetogen.

Ryuichi Sakamoto, een componist met visie en een bijzondere, heel typerende, symbiose van klanken.Sinds de late jaren zeventig wordt hij aan het hart gedrukt door een brede fanbasis wereldwijd. Via zijn etnisch rijke, universeel appellerende muziek (naast orkestrale stukken ook solowerk – ruim 20 albums –meanderend tussen neo- of postklassieke ambient & rustgevende pianomelodieën in de geest van lichtende voorbeelden Ravel, Satie, Stravinsky en vooral Debussy (omdat laatstgenoemde zich in zijn tijd al liet inspireren door Aziatische harmonieën & toonschalen),verlangde hij diephumaan de warme hoop op een menslievende & cultuurverbindende wereld uit te dragen, want gespeend van idealisme was hij allerminst. Als geëngageerd pleitbezorger voor vrede én een beter milieu protesteerde hij tegen de Japanse kerncentrales, lang voor een nucleaire ramp Fukushima teisterde. Toch voelde hij zich vergeefs in dat najagen.Sakamoto’s creatieve verdiensten werden uitgebreid in de verf gezet: een Franse onderscheiding in de prestigieuze ‘Ordre des Arts et des Lettres’ en gevierd voor zijn filmcarrière op het International Samobar Film Music Festival (samen met o.m. Clint Eastwood) en hier te lande tijdens de World Soundtrack Awards. (‘Hoe vaak zal ik nog de vollemaan zien?’, het is de titel waarmee Sakamoto z’n ontboezemende column voor een Japans cultureel magazine bedacht en waarin hij verslag deed van z’n ziektebeleving.)

Vanaf de jaren 1970 vertoefde Georges Delerue meer en meer in Hollywood, waar zijn lyrische oprechtheid warm onthaald werd, gestuwd door de bijval die hij geoogst had met de Nouvelle Vague, want dat welslagen was ook Amerikaanse cineasten niet ontgaan. De schamele riemen om mee te roeien en het steeds binnen hetzelfde kringetje tollen in thuisland Frankrijk stoorde hem hoe langer hoe matelozer. Daardoor voelde die nieuwe horizont voor hem als een hemelse verlossing, al openbaarde zich wel een andere manier van werken dan hij in Europa gewend was. Aan een journalist ontboezemde hij: “In Frankrijk leerden we nooit de techniek voor filmmuziek. In Amerika is de technologie heel sterk. Ik moest alles uit eigen ervaringen leren.” Toch bleef hij trouw aan enkele directieven: hij verzocht om eerst het scenario te lezen & sloeg pas aan het componeren wanneer de film zo goed als klaar was. Financieel bleken de kaarten in het beloofde land gunstiger te liggen. In Frankrijk kreeg een componist enkel royalties op basis van de verkochte bioscoopticketten. Een amper succesvolle film en je had brute pech. Vandaar Delerue’s vrijwarende streven om een componist minstens toch te verlonen als technicus. In de VS daartegenover behartigde een agent de buidel: iedere componist werd vast betaald per film. Volgend thema uit zijn Amerikaanse repertoire hoort bij een biografische fictieproductie voor televisie over de handel en wandel van danseres, zangeres & actrice Josephine Baker. De doorbraakrol van Lynn Whitfield, die er zowel een Golden Globe als Primetime Emmy Award mee schaakte. Het aftitelingsthema. Verheven muzikaliteit, onmiskenbaar Georges Delerue pur sang.

Over het kunstenaarschap van John Barry staken we al herhaaldelijk de loftrompet. Zijn meeslepende sound is uit de duizend herkenbaar. Barry, van oorsprong trompettist (hij leerde het instrument optimaal te beheersen tijdens z’n legerdienst op Cyprus & formeerde later de vermaarde instrumentale rock-‘n-rollgroep ‘The John Barry Seven’), kon zich in de jaren zestig reeds beroemen op een stevige reputatie vanwege de verfrissend klinkende auditieve glamour waarmee hij de uitbundige Jamesbond-films exuberant luister bijzette, terwijl hij synchroon zijn sporen ook verdiende door z’n onvergetelijke & onnavolgbare aandeel in kaskrakers van een ander kaliber, denk aan het natuurepos ‘Born Free’ bijvoorbeeld. Vanaf de late jaren zeventig gooide hij het artistieke roer om & trok onverholen de kaart van melancholische, diepgaande romance, zich impressief ontplooiend, ontroerend fatalistisch haast, zelfs in dramatische actiepassages. ‘Robin and Marian’ (1976) & ‘The Betsy’ (1978) tellen als opmaat, ‘Out of Africa’ (1985) & ‘Dances with Wolves’ (1992) vormen onloochenbaar de orgelpunten. Ook deze titelmelodie van ‘Hannover Street’ geldt als een melodisch schoolvoorbeeld van Barry’s maturestijlmutatie. De film zelf, een melange van weerzinwekkend oorlogsdrama & zeemzoete lovestory met Harrison Ford, Lesley-Anne Down & Christopher Plummer in de rolverdeling, bleek bepaald geen hoogvlieger. Het krampachtige productieproces was daar wellicht niet vreemd aan, ofschoon regisseur Peter Hyams toch al ‘Busting’ (je hoorde daarvan vorige week het openingsthema) – & ‘Capricorn One’ op zijn conto had. Artistiek investeren in John Barry, op dat ogenblik de meest gevraagde artiest in filmmuziekland, bleek dus geen overbodige luxe. Hij was Brit, hoewel hij sinds 1975 in de VS resideerde, cultiveerde een ongegeneerd romantische ziel en had bovendien voelsprieten in de Tweede Wereldoorlog omdat hij die als kind beleefde (bombardement van Londen). 

Een zacht meanderend, oceanisch hoofdthema gedomineerd door piano & strings met troostend begrip voor de ongegeneerd romantische inborst van de film, haast sprookjesachtige proporties aannemend.

John Barry, de gevoelige toonpoëet die sentimentaliteit in filmmuziek intentioneel tot een majestueus handelsmerk verhief. Het tilt hem op tot misschien wel de meest romantische componist van eender welke generatie. Naar eigen zeggen hield hij ervan de innerlijke gevoelens van personages te verklanken, op een fantasievolle manier in hun schoenen te kruipen & het filmminnende publiek te navigeren richting verlichting op een poëtische in plaats van realistische wijze. Barry kreeg tenslotte de cinefiele hartstocht al vroeg ingelepeld: hij groeide op in de bioscopen van zijn vader. Regisseur Hyams bestierde voortaan het actiegerichte genre. En Barry, hij borduurde verder op de ingrediënten die hij hier zo vrijgevig tot wasdom bracht. Criticasters en kwatongen durven wel eens smalend suggereren dat John Barry zichzelf gulzig plagieerde, uit hetzelfde teerhartige vaatje tapte. Wij laten die laster niet aan ons hart komen.

Vergeef het ons, maar Riz Ortolani lieten we tot nu toe altijd links liggen in dit programma. Onbewust hoor en al zeker niet omdat zijn sierlijke naam aan flink wat illustere cultfilms uit de gouden jaren van de Italiaanse cinema kleeft, inclusief een gezonde portie obscure ‘spaghetti-westerns’, muziek overigens ook weer die Quentin Tarantino voor eigen glorie begerig recycleerde(of mogen we toch genereus ‘herwaardeerde’ in de plaats stellen?). Eind 2013, kort voor z’n overlijden op 87-jarige leeftijd (aan bronchitis), kende het Gentse Film Festival Ortolani de Lifetime Achievement Awardtoe, wegens zijn internationaal gelauwerde prestaties en na die andere zuiderse tenoren Pino Donaggio & Giorgio Moroder ermee bedacht te hebben. Beloond eveneens met twee Golden Globes & een GrammyAward én genomineerd voor 2 Oscars, groeiden liedjes uit zijn pen tussendoor uit tot wereldhits(, zoals het door Sinatra én The Supremes gecoverde ‘More’, origineel stammend uit de pseudo-documentaire ‘Mondo Cane’ (1962), Ortolani’s eerste roemruchte wapenfeit in deze branche. Volgend duplexthema (‘Phantom Of Love’ & ‘Unforgettable Love’) vormt de rode draad doorheen ‘Fantasma d’Amore’, een elegant gemonteerde, mystiek-romantische thriller uit 1981met gekke plotmachinaties en een imponerende fotografie van de prijswinnende cineast (maar niet voor deze prent: het scenario werd te flets bevonden) Dino Risi. Marcello Mastroianni & Romy Schneider kruisen er elkaar op bevreemdende & ontnuchterende wijze in als oude geliefden na een adieu van ruim 20 jaar. Ortolani drappeerde de film, tezelfdertijd een ongenadige maar toch fatsoenlijke satire op de geplogenheden van de Italiaanse bourgeoisie, adequaat met een beklijvende melancholische partituur, dromerig & sfeervol, een snuifje jazz inbegrepen, want legendarisch klarinettist Benny Goodman kreeg vrij spel om glansrijk te soleren.Riz Ortolani, een onvervalst Italiaans filmmuziek-icoon, wiens filmografie zo’n slordige 225 titels omvat. Ook hij verdient onze hulde & keert later beslist terug in ‘Jour de Fête’.