20.06.2022 / Merci mille fois!
Warmbloedig uit ’t diepste binnenste, jawel heeltegans stellig. Want het vonkt en knettert joyeus tegader, onverwijld omzwermend, vastgrijpend, verrukkend. En ’t weze notoir gepermitteerd me dunkt.
Eindeloze dank, heerlijke, goedgunstige mensen voor de weelderige baaierd aan frivool zwoele berichtjes, flonkerende wensen, zalvende parolen en gewiekste dolkstoten alom, kortom, minzame blijken van gezindheid, illusoir bucolische bloemen en kransen meegerekend. Daar gaat m’n hart dartelend van kloppen, zeker in gewis kakofonische stonden als deze. Jullie hebben mij allemaal werkelijk gracieus bij de lurven gevat. Ik weet me behaaglijk bedorven door al dat verkwikkend fraais, pers er enigszins beduusd opgesmukte ziel en zaligheid uit. Die entree van een krakend vers, verhoopt broeierig levensjaar wordt zo van de weeromstuit toch luister bijgezet, hoewel ik tegenwoordig helemaal niet tuk meer ben op eigen zonnewendes. Liefst laat ik ze behoedzaam passeren, met stille trom en matig enthousiasme, ieder krioelend feestgedruis daaromtrent nagenoeg onwelwillend tegemoet tredend. Ik pas gedwee voor te veel eer, fêteer liever onomfloerst een ander, steek duizelingwekkend graag over hen de loftrompet.
Wees evenwel allerminst voorgewend vervaard: deze vertwijfelde optimist hangt waarachtig hoegenaamd nog lang niet plompverloren, verfomfaaid deerlijk in de touwen te bungelen. Banjerend van markante farce naar farce belijdt hij het leven ontluisterend vederlicht, in vrije val haast elke ginnegappende zegening en ieder onfortuinlijk gehaald bakzeil ophemelend. Mitsgaders terloops waar doenlijk de geneugten des levens rijkelijk savourerend, gelijk een doorgewinterde bourgondiër. Begerig vooruitblikkend ook naar welk krankjorum voortschrijdend inzicht daar ergens ver aan de luchthartige einder gloort.
Toch forceert een en ander mij tot een benevelende confessie. Onwillekeurig zag ik links en rechts – met scha en schande – al eens behoorlijk wat ‘feestdagen’ roerloos over het hoofd. Mijn slabakkende fout. Vergun me derhalve enige rechtzetting – onverdroten de leus ‘beter laat dan nooit ofte nimmer’ indachtig – door enkele ongeveinsde believen aan jullie te parlevinken. Bezie het allesbehalve als mosterd na de maaltijd of coulante praatjes voor de vaak. ’t Is heus innig welgemeend.
Ziedaar gezwind weloverwogen: blakende gezondheid (dat spreekt voor zich), intens warme vreugde, inspirerend en tot de verbeelding sprekend optimisme, liefhebbend genot ten overvloede. Voldoende harten onder de riem, luisterende oren, durf, vasthoudendheid. Wereldse joie de vivre, vrolijke luim (lees: veel slappe lachen en voldoende gekscheren), hartstochtelijke bevlogenheid bij de vleet. Kleurrijk getinte dromen en tonen creativiteit waarmee voldoening schenkende projecten sprankelend ingeborsteld kunnen worden. En verwondering, bewondering, beleving tout court. Oftewel: leef – zelfs desondanks nu en dan tegen heug en meug – genereus delicieus vol Machiavelli’s lef ’t goede leven, je gul vermeiend in gloeiende ogenblikken van loyaal menselijk bijzijn. Proost!
En wie daar werkelijk zoetsappig op klinken wil, wipt als de gesmeerde wiedeweerga onbeschroomd binnen. Ik zal jou waardig joviaal ontvangen. Gezwind welgekomen! (Bij wijze van onversneden cri de coeur.)
Of we ontmoeten malkander ergens ten lande op de hort op een beduimelde kruk aan de cafétoog voor wat onverholen zatte nonkel- & tante-gejeremieer, ‘carpe diem’-gewijs ongegeneerd talend naar elkaars vrijmoedige divertissement, verzengend nostalgisch die sakkerse verlummelde tijd heroverend. Wedden dat wij ons geenszins stierlijk vervelen zullen?
Sowieso: alle liefde.
Je ’t embrasse tous!
11.05.2021 / Adrian Brine (1936-2016), genereus & teder theatermagiër
‘Regie moet als de wind zijn. Je ziet de wind niet, maar de bomen die reageren en de bladeren die rondvliegen. Dat is het effect van de wind. En net dat effect moet het publiek bereiken. Het is niet de regisseur zelf die gezien wil worden in de voorstelling’ (AB)
Vanochtend, net voor het vastbesloten morgenritueel, wees mijn inwendige kalender – alhoewel ik er tegenwoordig eerder niet dan wel de klok op gelijkzetten kan – me er zonder blikken of blozen onberispelijk op. Koelbloedig bijna, alsof hij mordicus trachtte een eventuele vergetelheid te bestrijden en tegelijk elke beminnelijke herinnering van weleer koste wat kost wonderbaarlijk oprakelen wilde, milddadig met balsem bestreken, terloops wat melancholische mijmeringen aanblazend naar een goddank niet uit te gommen vervlogen tijd. Vijf jaar alweer, zo lang valt het eilaas te betreuren dat toneelgrootmeester Adrian Brine ons ontviel. Pijnlijk genoeg dus. En eerlijk, A’s afscheid had ik toen langs geen kanten voorvoeld. Zijn oneindig lijkende aanwezigheid, ondanks die hoge leeftijd van 80 en gezapige opa-présence, kwistig strooiend met levenswijsheid en pittige humor dankzij zo’n fenomenale scherpte van geest, stond voor mij onwrikbaar als een paal boven water. A’s gezondheid was behoorlijk wankel – daarvan waren we ergens desondanks wel doordrongen. En nochtans, de donderslag meldde zich heftig aan. Zeker omdat ik in die blijde verwachting leefde hem weldra opnieuw tegen de boezem te drukken.
(deel ontbreekt)
* * *
De bekroonde carrière van Sir Adrian Brine laat zich – in fel contrast met zijn aimabele persoonlijkheid – niet bescheiden schilderen, omdat ze zo rijk, vruchtbaar en substantieel was. Enige jaren geleden waagde ik me aan een voorzichtige poging de voornaamste lijnen ervan beknopt te vatten. Het resultaat lees je hieronder.
Geboren met de Britse nationaliteit op zijn paspoort, groeit Adrian Stanley Brine (°1936) op in een voorstad van Londen. De toneelmicrobe zit hem haast meteen maximaal in het bloed en nog tijdens zijn tienerjaren speelt hij regelmatig mee in voorstellingen van de lokale theatergroep. Fel begeesterd door de teksten van klassieke auteurs, studeert hij literatuur en talen (Frans en Russisch) in Oxford (St. John’s College), waar hij zich in de schoot van het plaatselijke studententoneel tot een beloftevol acteur en regisseur ontwikkelt. Zijn bijdrage aan een reeks Shakespeare-verfilmingen van de BBC betekent het startschot voor enkele engagementen bij vooraanstaande theaters in Canterbury en Nothingham en een opdracht als dramadocent aan de toonaangevende London Academy of Music and Dramatic Art (LAMDA).
Medio jaren zestig verruilt Adrian Engeland voor België. Daar vindt hij, beïnvloed door de werkwijze van Joan Littlewood, oprichtster van The Theatre Workshop, een goede bodem om toneel te maken zoals hij het wil, geënt op improvisatie en een ongebreidelde fantasie van de acteurs. Hij aanvaardt regieopdrachten bij Théâtre de Poche (op verzoek van Roger Domani), Théâtre National en het gerenommeerde Rideau de Bruxelles (waar hij voor liefst 42 jaar huisregisseur wordt) en introduceert er het werk van jonge Britse en Amerikaanse toneelschrijvers zoals Tom Stoppard, Alan Ayckbourn, Harold Pinter, Christopher Hampton, David Hare, Arthur Kopit en Edward Albee. Zijn experimentele regies bij het Nederlands Kamertoneel Antwerpen (‘De Gijzelaar’ van Brendan Behan, ‘De Dans van Sergeant Musgrave’ van John Arden en ‘De Held en de Soldaat’ van George Bernard Shaw) doen hem kort daarna in Nederland belanden. Op vraag van Hans Croiset wordt hij co-regisseur bij de pas opgerichte Toneelgroep Theater. Hij ensceneert er een puntgave uitvoering van ‘Onder het Melkwoud’ van Dylan Thomas, ‘Oom Wanja’ van Tsjechov en – samen met Croiset – ‘Hendrik IV’ van Shakespeare. Twee jaar later vist Ton Lutz hem op voor het Zuidelijk Toneel Globe. Zeven seizoenen lang drukt Adrian er met welslagen zijn artistieke stempel op een uiterst gevarieerd, baanbrekend en modern repertoire (o.m. ‘Equus’ van Shaffer, ‘Het land waar de koning een kind is’ van de Montcherlant, ‘Lulu’ van Frank Wedekind en ‘De Collectie’ van Pinter).
Vanaf 1977 vervolgt Adrian als freelancer zijn parcours langs ondermeer KVS Brussel (vooral zijn opvoering van Ibsens klassieker ‘Hedda Gabler’ met Chris Lomme, Senne Rouffaer en Ann Petersen kent er veel bijval), Haagse Comedie (‘Terra Incognita’ van David Mamet en ‘Ware Liefde’ van Tom Stoppard), opnieuw Toneelgroep Theater (een weelderige rococoversie van ‘Les Liaisons Dangereuses’ van Christopher Hampton, de double bill ‘Black Comedy’ van Peter Shaffer en ‘Tussenspel’ van Noel Coward), Raamtheater Antwerpen (‘De dood en het meisje’ van Ariel Dorfman, ‘Chocoladetongen’ van Philippe Blasband, ‘De man van het toeval’ van Yasmina Reza en ‘Om nooit te vergeten’ van Alan Ayckbourn), andermaal Haagse Comedie (‘Terra Incognita’ van David Mamet en ‘Ware Liefde’ van Tom Stoppard) en Publiekstheater Amsterdam (‘Bedrog’ van Harold Pinter). Zijn ensceneringen vinden weerklank tot ver buiten de landsgrenzen en hij wordt uitgenodigd voor gastregies in Parijs, Istanbul (waar een productie 15 jaar op het repertoire blijft!) en Niagara-on-the-Lake. In zijn geboortestad Londen regisseert hij in The Orange Tree de Engelse creatie van ‘Cereau’ van de Rus Viktor Slavkin. Ook verleent hij zijn medewerking aan enkele producties van Joop van den Ende: de relatiekomedie ‘Liefde half om half’ van Alan Ayckbourn (met Mary Dresselhuys en Ko van Dijk) en vooral ‘The Price’ van Arthur Miller, met John Kraaijkamp sr. in een glansrol als Jiddische opkoper, worden in zijn regie door zowel pers als publiek enthousiast onthaald.
Hoewel hij een vurige bewondering koestert voor het oeuvre van Shakespeare (zijn enscenering van drie grote koningsdrama’s in 1990 in Carré als een grote toneelvertelling is op dat ogenblik op z’n zachtst gezegd ambitieus), brengt Adrian Brine bij voorkeur theaterteksten van hedendaagse auteurs tot leven. Verregaande actualisering is voor hem volstrekt uit den boze want bovenal de taal van de schrijver prevaleert. Theater moet in Adrians ogen een goed, toegankelijk verhaal brengen dat inhaakt op de wereld van vandaag, op datgene wat bij de moderne mens leeft. Humor, emotie en ontroering zijn de basisingrediënten van een aantrekkelijk stuk, maar ook een dramatische ondertoon is onmisbaar om een productie succesvol te maken.
Het werk van Adrian Brine wordt in binnen- en buitenland met superlatieven gelauwerd. Zijn wervelende regie van ‘Un mari idéal’ van Oscar Wilde voor het vermaarde Théâtre Antoine in Parijs sleept twee prestigieuze ‘Molières’ (waaronder die voor beste voorstelling) in de wacht, de belangrijkste Franse onderscheiding. Ook regisseert hij ‘Le bel air de Londres’ met Robert Hirsch (Théatre de la Porte Saint-Martin) en Neil Simons ‘Comédie privée’ met Michel Sardou (Théâtre du Gymnase).
Tussen de bedrijven door duikt Adrian Brine occasioneel op als acteur in voornamelijk Nederlandse maar ook een handvol Franse en Engelse films en televisieseries: ‘Max Havelaar’ van Fons Rademakers, ‘Het meisje met het rode haar’ en ‘De schorpioen’ van Ben Verbong, ‘Zoeken naar Eileen’ van Rudolf van den Berg, ‘Vincent & Theo’ van Robert Altman, ‘Barocco’ en ‘Les Soeurs Brontë’ van André Téchiné, en ‘Between the Devil and the Deep Blue Sea’ van Marion Hänsel, om er slechts enkele te noemen.
Samen met Michael York is Adrian auteur van een boek over de interpretatie van het werk van Shakespeare (‘A Shakespearean Actor Prepares’, uitgegeven bij Smith & Kraus Publishers in 2000). Hij bezit de titel van ‘Ridder in de Belgische Kroonorde’ en wordt bedacht met de ‘Prix d’honneur de la presse’ en de ‘Prix COCOF’ voor de onschatbare waarde van zijn Belgische carrière.
Persoonlijke impressie
Sommige ontmoetingen zijn ontegensprekelijk buitengewoon verrijkend en uniek te noemen. Adrians pad kruiste dat van mij in de herfst van zijn leven zeg maar – op het moment dus dat de natuur zich heel nadrukkelijk inkleurt. Ik leerde hem kennen als een beminnelijk, hartverwarmend en liefdevol man, sprankelend humoristisch ook, inspirerend, begenadigd en gedreven in alle opzichten. Samen beleefden we mijn vuurdoop in het theater. Tot wederzijdse voldoening werkten we aan twee toneelproducties (hij als regisseur, ik als regie-assistent, productieleider en dramaturg) voor het Antwerpse ensemble Theater aan de Stroom, maar naast de scène ontkiemde tevens een innemende vriendschap. Ook toen onze professionele wegen vervaagden, bleef er een sterk contact met hartelijke, kostbare weerziens. In het najaar nog had ik het genoegen zijn laatste creatie, ‘Sarah et le cri de la langouste’ (John Murrell), in Théâtre de la Valette te aanschouwen, een intelligente, grappige en gevoelige voorstelling, die tot in de kleinste finesses door de grootmeester cum suis vakkundig uitgekiend was. Het deed me ongeforceerd mijmeren naar onze samenwerking jaren eerder.
Toen werd ik meteen verrukt door Adrians werkwijze. Zijn manier van regisseren was, zo ervoer ik, knap doordrenkt van subtiliteit en raffinement, met onmiskenbaar oog voor detail, zonder pretentie of elitarisme op welke wijze dan ook, zoals het een echte ambachtsman betaamt. Adrian combineerde een heel solide, eminente vakkennis met een enorme lichtheid en betuigde zich uiterst genereus tegenover zijn acteurs, die hij – uit liefde, respect en appreciatie, maar tegelijk ook omdat hij er de meerwaarde voor een levendige vertoning in zag – een rijkelijke vrijheid gunde in hun zoektocht naar de gepaste invulling van hun rol. Bijgevolg spoorde hij ze voortdurend aan tot experimenteren met allerlei speelstijlen en emoties. Daardoor valoriseerde Adrian keer op keer hun talent. Iedereen leverde een individuele bijdrage, ruimte voor eigen inbreng werd erg gewaardeerd. Adrian liet scènes telkens weer overdoen, ongedwongen, waarbij hij altijd heel fijntjes, soms nauwelijks voelbaar, maar niettemin efficiënt, vindingrijk, met precisie en fonkelende geamuseerdheid, het resultaat bijstuurde en voedde. Zo bereikte hij uiteindelijk toch het door hem beoogde effect en voerde hij het spektakel naar de perfectie. De gemoedelijke, harmonieuze sfeer die ik tijdens die talrijke repetitieweken proefde, beviel me zeer en koester ik tot op vandaag als een hemels geschenk. Steeds opnieuw werd je overvloedig meegezogen in Adrians dartelende enthousiasme. Toewijding, dienstbaarheid, passie en geestdrift zijn Adrian indachtig bij uitstek juiste epitheta.
Groots in eenvoud. Fascinerend, spits, sappig als verteller. Een warm, multipel, wonderlijk mens met uitzonderlijke kwaliteiten, professioneel én privé. De vriendelijkheid zelve ook. Kortom: een schat van een (theater)man. Dat is de zoete herinnering die hij ons allen onbetwistbaar nalaat.
Dag Adrian.
Het doek is – 400 jaar na Shakespeare – helaas gevallen.
Het was een genot jou tegen te komen.
Dank voor alles.
Ik omhels je innig.
Het ga je goed ginds, lieve vriend!
Sterkte aan Adrians levenspartner, casting director Hans Kemna en aan al wie Adrian lief heeft.
22.03.2021 / Work in progress…
De lente ontluikt opgloeiend – onderschat daar vooral het dikwijls schijnbaar platgedrukte belang niet van, meer nog in deze flagrant warrige tijden. Ofschoon het weldra allicht nog werkelijk aprilse grillen sneeuwen kan. Een ‘blog’ wordt parmantig zonder franjes op touw gezet. Na ernstig beraad weliswaar, weinig eclatant. Dat heet afgezien daarvan nauwelijks wereldschokkend te zijn, in dit geval misschien eerder ongeveer hemeltergend – evident volstrekt waarachtig alleszins. Toch acht onderschrevene de geest voldoende rijp. Het verlangen priemt genadeloos nadrukkelijk. Te pas en te onpas zal ook hij – jawel – als denkelijk goeddeels soevereine geest oorbaar z’n vuurtoren laten schijnen over gevarieerde en vaak allerminst doorsnee onderwerpen, verre van lukraak uit het leven geplukt, maar zoals een volbloed chroniqueur de vinger stevig aan de pols geklemd, en al dan niet gevleugelde of louter vermolmde anekdotiek – petites histoires zo je wil – (on)gefilterd een panoramisch virtueel (tweedehands) leven bezorgen. Bijtijds gewikt en gewogen, dat stellig. Knoestig ook, nu en dan ontluisterend een breekbare stroll down Amnesia Lane tot op het bot, halvelings ten prooi aan de eigen benevelde melancholie. Zelden heilige huisjes, amper taboes, desondanks met veel ontzag neergepend (onnodig kwetsen staat slordig!), zonder zelfgenoegzame odeurs. Geen bloedstollende saga’s, wel waargebeurde fabels van vlees en bloed, ludiek met veel vintage-tierlantijnen, bovenal menselijk en flink gekruid via relativering en glimpen zachte ironie mitsgaders spitse humor. Kwestie van het pathetische klaagzanggehalte gelijkmatig te reduceren. Geen aandrift voelend ten andere om overal iets over te zeggen hebben. Desondanks eveneens een poging om fatsoenlijk met zichzelf in het reine te komen, tig varkentjes te wassen en katjes te geselen, z’n curieuze identiteit scherp te stellen en toch ook prozaïsch bij de les te blijven. Mocht dat althans nodig blijken.
Tot medio april voor meer.